Self potential

Traditioneel zijn self potential-, of eigenpotentiaal in het Nederlands, onderzoeken gebruikt voor de exploratie van mineralen. Deze onderzoeken waren het meest succesvol waar een sterke oxidatie-reductiepotentieel aanwezig was. Naast deze geleidende minerale afzettingen zelf, kunnen de mogelijke afwijkingen ook worden toegeschreven aan de stroming van fluïdum in de ondergrond of warmte.

Metingen van eigenpotentiaal kunnen metingen aan het oppervlak zijn, net onder het oppervlak of in het water. De positie van de electroden is hierbij van belang. Deze dienen hierbij goed ingegraven te worden en beschermd tegen zon c.q. warmte. De eigenpotentialen zijn erg klein; in de praktijk wordt niet alleen deze potentiaal gemeten, maar ook andere potentialen zoals redox en diffusie potentialen. Dit maakt het juist meten van de waarde lastig. Wanneer de opnemers in de ondergrond worden geplaatst kunnen de voorkeursstroming worden bekeken in het grondlichaam. Met behulp van deze methode kunnen aan de oppervlakte waterstromingen in kaart worden gebracht.